Wat is de relatie tussen vet en de kans op sterfte? Onlangs verscheen er een onderzoek waarin het gunstige effect van onverzadigd vet in twijfel wordt getrokken. Aan dit onderzoek zitten nog wel wat haken en ogen, dus geen reden om onverzadigd vet te mijden.
De onderzoekers hebben gegevens van een studie uit de jaren ‘60/’70 opnieuw bekeken. Dat onderzoek werd gedaan onder ruim 2000 mensen in psychiatrische zieken- of verzorgingshuizen. Gedurende een jaar kregen zij voeding die rijk was aan onverzadigd vet of juist veel verzadigd vet.
Tijdens dit onderzoek zag men dat het cholesterolgehalte van het bloed daalde in de groep die voeding met onverzadigd vet (zoals linolzuur) kreeg.
In nieuwe analyses van dit onderzoek is niet alleen naar het cholesterolgehalte gekeken maar ook naar de effecten op hart en vaten. Er is geen bewijs dat de groep die onverzadigd vet in de voeding kreeg minder last had van aderverkalking en hartinfarcten. De sterfte was juist hoger bij de mensen waarbij het cholesterolgehalte het sterkst daalde. Dat resultaat is tegen de verwachtingen in.
Wat zijn dan de haken en ogen aan dit onderzoek? Ondanks het feit dat het een groot onderzoek is, is 1 jaar niet representatief om sterfte ten gevolge van hart- en vaatziekten te kunnen onderzoeken. Ook is het niet duidelijk of andere factoren zoals ziektegeschiedenis, medicijngebruik of roken een rol hebben gespeeld bij dit onderzoek.
Advies van de Gezondheidsraad
Recent heeft de Gezondheidsraad alle studies over vetten in relatie tot LDL-cholesterol en hart- en vaatziekten geëvalueerd. De conclusie is dat het overtuigend is aangetoond dat voeding rijk aan onverzadigd vet het risico op hart- en vaatziekten verlaagd. Dit concludeert de Gezondheidsraad op grond van verschillende gecontroleerde studies die laten zien dat het LDL-cholesterol verlaagt door het vervangen van boter door margarine en vervanging van verzadigde vetzuren door onverzadigde vetzuren. Vervanging van verzadigde vetzuren door onverzadigde vetzuren vermindert ook het risico op hartziekten.
Dit is dan ook de reden dat de Gezondheidsraad de richtlijn heeft opgesteld: “Vervang boter, harde margarine en bak- en braad vetten door zachte margarines, vloeibaar bak- en braad vet en plantaardige oliën.” Het Voedingscentrum heeft deze richtlijn toegepast in de nieuwe Schijf van Vijf.