Vezels zijn belangrijk, iedereen weet het. Maar wat zijn het nu eigenlijk? Voedingsvezels is de verzamelnaam voor een groep koolhydraten die niet in de dunne darm worden verteerd. Ons voedsel bevat niet één enkel type, maar een mengsel van vele verschillende soorten vezels.
Voedingsvezels zijn voornamelijk afkomstig uit de celwand van planten. Alleen gezonde, verse producten bevatten dus echt vezels: fruit, groente, volkoren granen en rijst, en noten.
Er zijn twee soorten vezels: verteerbaar en niet-verteerbare. Er wordt weleens gezegd dat het één verstopt, en het ander niet. Dit is niet het geval: je moet van beide soorten genoeg eten. Verteerbare vezels houden de massa in de darm soepel en zorgen voor een goede doorstroom. Deze zitten vooral in bonen, noten, peulen, rijst en granen.
Niet-verteerbare vezels vergroten het volume van de darminhoud, wat de stoelgang bevordert. Ze zitten in groenten en fruit.
Het soort vezel maakt dus niet uit, het gaat erom dat je genoeg gezonde producten eet. De gezonde effecten van vezels zijn op je stoelgang, maar ook voor hart- en vaatziekten en darmkanker. Er wordt 30-40 gram vezels aanbevolen, maar de meeste mensen halen nog niet eens 20 gram. Let op, als je meer vezels gaat eten, moet je ervoor zorgen dat je ook meer vocht drinkt, anders raak je mogelijk verstopt.
Steeds meer producten worden verrijkt met zogenaamde geïsoleerde voedingsvezels, bijvoorbeeld inuline. Dit zijn losse vezels die in de fabriek gehaald worden uit fruit en groente. Door het toevoegen van geïsoleerde vezels kunnen producenten reclame maken met vezelrijke producten. Geïsoleerde vezels hebben echter mogelijk niet dezelfde gezondheidseffecten als normale vezels. Het gaat hierbij met name om het positieve effect van vezels op de kans op hartziekten. Geïsoleerde vezels mogen niet meegeteld worden om aan de geadviseerde hoeveelheid van 30 tot 40 gram vezels per dag te komen.